Op 1 november 1878 is de stichting het 'Fonds ten behoeve van de Landbouw in de provincie Groningen' in het leven geroepen. Het is de voortzetting van de 'Maatschappij van landeigenaren en vastbeklemde meijers in de provincie Groningen', opgericht in 1823. 'Deze maatschappij was niet alleen een schepping van Koning Willem I, zij was aan des Konings toezicht onderworpen en bovendien financieel gebonden aan Zijner Majesteits Regering. In 1865 vindt de laatste aflossing plaats. Waarna in 1866 de stichting geheel zelfstandig wordt bij koninklijk besluit. Dit besluit houdt in dat de leden van de stichting in het vervolg benoemd zullen worden door Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen en dat aan dit college verslag zal worden gedaan.
In de loop der jaren heeft de stichting haar werkterrein verlegd van het verlenen van hypotheken naar het toekennen van bijdragen aan projecten.
Drieëntachtig jaar later vindt de tentoonstelling Groningen 1948 plaats. Waarschijnlijk heeft het Fonds ten behoeve van de Landbouw bijgedragen aan de totstandkoming van de tentoonstelling. Uit de revenuen van de tentoonstelling ontstaat het Fonds Groningen 1948. Eerst in 1993 wordt dit fonds opgenomen in het Fonds ten behoeve van de Landbouw, na vele jaren van bestuurlijke samenwerking.
Samenstelling bestuur
– de Commissaris van de Koning F.J. Paas
– mevrouw A.M. Kremer-Perdok, Finsterwolde
– mevrouw G.J. Klaassen-Prinsen, Zuidhorn
– N.J. van den Akker, Oosterwijtwerd
– A. Datema, Briltil
– D.A. Hollenga, Groningen
– vacant
– R.E. Torringa, Warffum (secretaris-penningmeester)